Jullie ambassadeurs in het buitenland
Felix Wilbrink
Voormalig culinair journalist bij De Telegraaf
Mijn drie kinderen uit mijn eerste nest wonen niet in Nederland; een in Australië, een in de VS en een op weg naar de VS, maar die oefent vast in Berlijn. Dat is niet leuk, maar ook niet heel, heel erg. We spreken elkaar heel vaak. Iedere zondagmorgen, vaste prik. Ik maak koffie en mijn dochter stopt de kinderen in bed. Even een uurtje bijkletsen. Als de koffie klaar is, zet ik een kop, met geklopte melk bij haar, dat wil zeggen naast de telefoon. Altijd neemt ze het kopje als het ware aan en maakt een drinkgebaar, we zeggen niet eens meer wat over dat gekke ritueel. Laatst heb ik voor de lol een Albert Heijn-folder met haar doorgenomen, voor de lol en het thuisgevoel. Vreemd toch dat een supermarkt zo’n sentiment teweeg kan brengen. Wat een verantwoordelijkheid naar klant en producent, denk je dan wel even. Maar de reinmelkse kaas hebben ze wel uit de schap gegooid.
Mijn oudste, die man komt er op zijn 40ste achter dat hij helemaal geen IT-bedrijven meer wil maar piloot wil worden. En dat is gelukt. En juist over hem gaat dit verhaal, nou, ja, zijdelings. Al mijn kinderen hebben iets met koken en horeca. Maar de piloot hoorde ik nooit over eten. Hij schuift naar binnen wat er is, of maakt wat hij kan. Maar dat hij iets ‘voelt’ bij eten, dat hij het als meer ziet dan een brandstof, heb ik nooit gemerkt.
Van de week reed hij van een vliegveld naar zijn huis. Dat is al gauw een uur. Dan belt hij zijn vader weleens. Dat uur komen we gemakkelijk door. En opeens kwam er deze zin door: “Zeg vaders, trouwens, weet je dat ik in Amsterdam naast een kaaswinkel woonde. Een van de Trompwinkels. En aan de andere kant naast een AH. En nu ik hier in Amerika woon, heb ik zo’n vreselijk spijt van al die rotkaas die ik voor het gemak maar mee heb genomen uit de AH. En denk ik soms urenlang aan die stukjes echte boerenkaas die ik veel te weinig bij Tromp haalde. Wat een smaak, wat een heerlijke kaas was dat. Wat me nu ik er over denk in herinnering komt, is dat boerenkaas veel zuiverder smaakt. Zeg je dat zo, zuiverder? Lastig om uit te drukken. Alsof er een lijn in zit die je dan heel lang kunt proeven, in plaats van die dikke slappe smaak van een stuk kaas aan de andere kant. Waarom heb ik dat nou eigenlijk gedaan. Natuurlijk wist ik iedere keer als ik zo’n stuk nam dat ik er spijt van zou hebben. Waarom liep ik dan gewoon niet even om.
Weten die Nederlandse kaasboeren eigenlijk wel wat voor een ongelooflijk waanzinnig prachtig product ze maken? Weet de Nederlandse regering dat wel? Ik hoor dat ze de helft van de veestapel willen inkrimpen, nou, daar snap ik wel wat van, als het voor de melk voor de industrie is, maar Nederland gaat natuurlijk wel extra goed voor die geweldige kaasboeren zorgen…? Toch?”
En dan breekt mijn hart bijna, echt en eerlijk ik voel tranen opkomen als ik moet antwoorden: “Dat kan de Nederlandse regering helemaal geen klap schelen… geen moer, geen donder!”
Boerenkaasmakers, weten jullie dat je honderdduizenden ambassadeurs in het buitenland hebben. Nederlanders met een hunkerend verlangen naar echte, echte kaas. Misschien is dat een goeie actie, een oproep om Den Haag te laten bestoken, uit alle landen ter wereld, door onze buiten-Nederlanders daar: BLIJF VAN ONS ERFGOED AF!!!