Het belang van dier, dierhouder en samenleving
Hans Miltenburg werkt sinds 1986 bij Royal GD als zoötechnisch specialist. Zijn aandachtsvelden zijn uiergezondheid, melkwinning en de kwaliteit van melk en voeding. Hij houdt zich in binnen- en buitenland bezig met consultancy, onderzoek en voorlichting. Daarnaast heeft de (preventieve) aanpak van problemen op het gebied van uiergezondheid en melkkwaliteit zijn interesse. Zijn werkplezier ligt in het oplossen van problemen en de interactie met melkveehouders, dierenartsen en de farmaceutische- en veevoederij industrie. Boer & Zuivel vroeg hem wat Royal GD voor haar leden kan betekenen.
Wat voor organisatie is Royal GD?
Royal GD is opgericht in 1919. Samen werken we aan diergezondheid, in het belang van dier, dierhouder en samenleving. Dat is de missie waar wij al meer dan honderd jaar voor staan. Royal GD is een onafhankelijk en marktgericht bedrijf, gevestigd in Deventer en actief op de internationale markt. Onze medewerkers werken elke dag aan de gezondheid van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren. Dat doen we samen met dierhouders, dierenartspraktijken, overheden en bedrijfsleven.
Voor de bijna vijf miljoen laboratoriumbepalingen die we per jaar uitvoeren, hebben we een van de grootste en modernste veterinaire laboratoriums ter wereld tot onze beschikking. Daarnaast hebben we een team van dierenartsen, specialisten en wetenschappers.
De combinatie van diagnostiek en diergezondheidsexpertise is wat GD uniek maakt. Daardoor kunnen we producten en diensten aanbieden die niet alleen zorgen voor verbetering van de diergezondheid, maar voor de klant ook gemak en een goed rendement opleveren. Ons laboratorium beschikt over de modernste apparatuur. Hier voeren we ongeveer duizend verschillende bepalingen uit, variërend van postmortaal onderzoek (sectie) tot moleculair diagnostische testen.
Wat doet GD voor rundvee- en melkgeitenhouders?
Een team van dierenartsen, specialisten en wetenschappers monitoren de diergezondheid, doen praktijkgericht onderzoek en ontwikkelen programma’s voor dierziektepreventie en -bestrijding zoals BVD, Salmonella en Paratuberculose bij koeien en caprine arthritis encepahlitis (CAE) en caseous lymfadenitis (CL) bij geiten. Tegelijkertijd is er een mogelijkheid voor veehouders, dierenartsen en andere adviseurs, om GD te vragen voor een consult op het bedrijf. Hierbij gaat het vaak om bedrijfsgebonden aandoeningen zoals uierontsteking, kreupelheid en stofwisselingsstoornissen, maar ook voor andere aandoeningen, zoals infectieziekten, wordt GD geconsulteerd. Om de lijnen kort te houden heeft de GD zowel voor de dierenartsen als de melkveehouders per regio vaste relatiebeheerders.
Hoe is het – na de warme zomer – gesteld met de gezondheid van het vee in het algemeen en met de uiergezondheid in het bijzonder?
Hittestress kan leiden tot verminderde voeropname, een verlaagde melkproductie en meer klauw- en uierproblemen. In warme periodes verdient de uiergezondheid extra aandacht. De infectiedruk van de omgevingsgebonden mastitisverwekkers neemt toe en de weerstand kan bij hoge temperaturen en luchtvochtigheid verminderen. Dit leidt tot een gemiddeld hoger celgetal in warme zomers en soms ook tot meer zichtbare mastitisgevallen.
Aangezien we al langere tijd te maken hebben met warme zomers zijn de veehouders al goed voorbereid op deze periodes. De website hittestresscheck.nl die door GD samen met LTO is ontwikkeld geeft informatie over wanneer periodes met hittestress verwacht worden en wat je voor en tijdens deze periodes kunt doen. De belangrijkste maatregelen voor rundvee zijn op de website samengevat in het Draaiboek Hittestress. Door aanpassingen in het management met betrekking tot ventilatie, voeding, hygiëne en watervoorziening zijn veel problemen te voorkomen.
Vanuit de richtlijnen voor de kwaliteitscontrole worden een aantal kwaliteitskenmerken van de tankmelk periodiek onderzocht. Dat gebeurt door andere instanties. Bij GD hebben de veehouders de mogelijkheid de mastitisverwekkers in de tankmelk te laten onderzoeken (mastitis tankmelk). Hoe kunnen boerenkaasmakers deze uitslagen gebruiken om de melkkwaliteit te verbeteren?
Koemelk wordt op meerdere kwaliteitskenmerken onderzocht waaronder het celgetal, het kiemgetal, de bacteriegroei remmende stoffen, de boterzuursporen en de reinheid. GD doet veel onderzoek naar mastitisverwekkers in kwartiermelk. Als je de verwekker weet, weet je ook de oorzaak, zodat preventieve maatregelen gerichter kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast doen we ook een gevoeligheidstest zodat de behandelingen gerichter en effectiever kunnen worden verricht. Vanuit de praktijk werd de behoefte groter dit bacteriologisch onderzoek niet alleen te doen in kwartiermelk maar ook in tankmelk. Met dit onderzoek is het mogelijk zowel de uiergezondheid als de melkhygiëne op koppelniveau te bewaken. Het bepalen van mastitisverwekkers in tankmelk kan informatie geven over de oorzaak van verhoging van het celgetal, het kiemgetal en over reinheid. Zo worden bij GD in de tankmelk de coliformen (omgevingsbacteriën) bepaald. Veel coliformen in melk wijst op besmetting met mest of besmet melkgereedschap. Besmetting van boerderijmelk met coliformen kan worden beperkt door zorgvuldig werken, goede reiniging, desinfectie en schone dieren. Vroegtijdige signalering en bewaking van coliformen in de tankmelk kan dus ook een gunstige invloed hebben op de reinheid en het kiemgetal van de melk. Ook geeft het aan of er een risico is voor boterzuursporen in de melk. Deze kunnen problemen geven bij de kaasbereiding.
Tevens is bekend dat een specifieke omgevingsstreptokok die ook bij GD in de tankmelk wordt bepaald, de Streptococcus uberis, bij besmette koeien zo sterk in de melk wordt uitgescheiden dat het kiemgetal van de tankmelk kan stijgen. Bij een stijgend kiemgetal kan dit belangrijke informatie zijn omdat de preventieve aanpak dan gericht moet zijn op de aanpak van geïnfecteerde dieren besmetting in plaats van (alleen) op reiniging en koeling.
Bij het abonnement Mastitis Tankmelk heeft de veehouder de keuze zes of tien keer per jaar, zeven verschillende (groepen) mastitisverwekkers in de tankmelk te laten bepalen. De monstername gebeurt via de RMO-chauffeur. Op de uitslag zijn de afwijkende waarden met een stoplichtsysteem duidelijk zichtbaar. De uitslagen zijn ook digitaal te bekijken op VeeOnline met een dashboard. In de UGA-wijzer op de website van GD staat een checklist met de belangrijkste managementmaatregelen per verwekker. Optioneel kan twee keer per jaar een ‘bedrijfsantibiogram’ worden aangevraagd waarbij de gevoeligheid van de mastitisverwekkers in de tankmelk worden bepaald. Met als uiteindelijk resultaat een verantwoord antibioticumgebruik.
GD kan ook een natte meting uitvoeren waarbij door een uitgebreide analyse van data, koeien en bedrijf, het uiergezondheidsmanagement wordt beoordeeld. Daarna wordt, in samenwerking met de dierenarts, een plan van aanpak opgesteld.
Hoe zorg je er in het algemeen voor dat het vee gezond blijft?
In eerste instantie gaat het om voldoende voer, water, licht, lucht, rust en ruimte. Verder is het belangrijk om een probleem snel te herkennen zodat kan worden ingegrepen voordat het uit de hand loopt. Dit is niet altijd makkelijk omdat veel factoren die de diergezondheid beïnvloeden niet stabiel zijn. De dierenarts en GD kunnen hierbij helpen. Door regelmatig data en koeien te controleren kan tijdig worden ingegrepen. Monitoring op koppelniveau is een goed hulpmiddel om problemen te voorkomen.
Onder de leden van Boer en Zuivel zijn ook ‘geitenkaasmakers’. Zijn er specifieke punten waar zij op moeten letten als het gaat om de gezondheid van hun geiten?
Als het om de melk gaat verdient het kiemgetal bij de geiten de meeste aandacht. Specifiek voor geiten geldt dat ook mastitisverwekkers, naast de al eerdere genoemde koeling en reiniging, invloed hebben op het kiemgetal. Met een Mastitis Tankmelk onderzoek kunnen we kijken of mastitisverwekkers een rol spelen bij verhoging van het kiemgetal. Bij geiten is Mastitis Tankmelk onderzoek alleen mogelijk met een los monster.
Met kiemgetaltrajectmetingen bij verschillende potten kunnen we zicht krijgen op de pot met de geiten die het kiemgetal kunnen verhogen. Daarnaast is het raadzaam met een natte meting ook te kijken naar de oorzaak van de mastitisinfecties.
UGA-team
Minder uierontsteking betekent fittere dieren, minder antibiotica, lagere kosten en meer melk. De uiergezondheidsaanpak (UGA) van GD wordt mogelijk gemaakt door een sterk team uiergezondheidsspecialisten waarvan Hans Miltenburg er een is (uiterst rechts op de foto). Samen met veehouders en dierenartsen werken zij aan het voorkomen en genezen van mastitis.