De koeien lusten geen gras
Felix Wilbrink. Voormalig culinair journalist bij De Telegraaf.
Soms heb je van die gesprekken waarvan je meteen weet dat het een column wordt. We schuilden voor een geweldige regenbui, ‘we’ zijn de kaasmaker en ik. Even een stap naar binnen in die monumentale boerderij die midden in het landschap als een blinkende burcht ligt te schitteren. Properheid en geen enkel kantje eraf lopen… dat is hier normaal!
We beginnen met een babbeltje over hoe de zaken gaan. Doen we zo eenmaal per jaar. Van mij uit pure belangstelling, ik mag die lui en wil gewoon graag weten of het ook allemaal lukt. Ja, en omdat hij kaasmaker is, heeft hij natuurlijk een streepje voor. Hij verontschuldigt zich haast voor de mogelijke klanten die hij heeft moeten afwijzen. “Ja, een aantal, maar weet je, dan hou ik hier geen kazen over en dat bevalt me niet, ik wil altijd wel wat in voorraad hebben. En als ik op die aanvragen inga moeten er meer koeien komen, en daar begin ik liever niet aan. Stilstand is achteruitgang, zeggen de economen. Maar daar geloof ik niet in. Dit is goed zo, we komen rond, uitbreiden is niet altijd het beste.”
Daar kan ik alleen maar van zuchten. Wat een moed van een jonge vent. Wat een diep inzicht. Het grootste deel van de ellende waar we inzitten, komt voort uit hebzucht. Er moet altijd maar meer, ook als het allang goed is. Ik heb het hem al eerder horen zeggen maar ben er opnieuw van onder de indruk.
Dan babbelen we verder over de koeien en even later over het gras. Ik vertel hem dat me opvalt dat augustus-gras, als het op het land ligt te drogen, zoveel lekkerder ruikt dan mei-gras. “Dat moet je onze koeien maar eens vertellen,” lacht hij. “Want ze willen er geen hap van. Augustus, september, we krijgen ze met moeite het land op. Ze mogen vrij hè. Het is echt de bedoeling dat ze naar buiten gaan, welnu, een paar hapjes gras en ze staan weer binnen. Nu maaien we het en mengen het met kuil, maar dat gaat eigenlijk te snel, daar wilden we nog niet aan beginnen. Nee, die koeien zijn heel kieskeurig geworden.”
En dan gaat het over brok die veel te lekker is, over ze dan maar even op rantsoen zetten tot ze deze kuren hebben afgeleerd en opeens wordt de econoom in hem toch wakker. “Ja, hoor eens, dan maken ze niet genoeg melk, dan haal ik mijn productie niet…” “Oké”, denk ik dan, “leer ze weer gras eten en je kan je kuil en brok sparen”, maar ik ben geen boer. Gelukkig maar.
De koeien lusten geen gras, echt!!??!! Je ziet me hoofdschuddend op mijn fiets op weg naar huis. En dan opeens slaat de schrik om mijn hart: en die geliefde Septemberkaas dan???? Ach, dat, dat is het gesprek van volgend jaar! Tijd zat daar op die hoeve van tevredenschap.