“Als kaasmaker kan je het voor vierenhalve euro niet doen”
Boer en Zuivel ging in gesprek met Jan Willem van den Berg. Een boerenzoon wiens moeder vroeger kaas maakte. Hij studeerde veehouderij-bedrijfskunde aan de Hogeschool Dronten en ging in 1990 bij ING aan de slag. Na 30 jaar werkzaam te zijn geweest in de regio’s in diverse functies, is hij nu als sector manager verantwoordelijk voor de agrarische zaken binnen de bank. En woont in het mooie Ermelo op de Veluwe.
Om maar met de deur in huis te vallen: hoe ziet u de toekomst van de Nederlandse veehouderij en zuivelbedrijven, mede in het licht van de huidige stikstofcrisis?
“Als ik kijk naar de melkveehouderij in het algemeen, dan zie ik echt nog een mooie toekomst. Niet voor alle bedrijven en ook niet overal. Maar voor de sector wel. Men wil een andere kant op dan de afgelopen vijftig jaar, waarin de overheid stimuleerde om te specialiseren, te vergroten en de efficiency te maximaliseren. Met een goedkoop voedselpakket als uitgangspunt. De komende jaren zal er een verschuiving plaatsvinden. Ik hoop van harte dat men meer gaat inzetten op innovatie. Of het gaat toch meer in de richting van opkopen. Maar voor de blijvers zie ik een goede toekomst. Misschien nog wel beter dan de meesten nu inschatten.”
Korte kringloop
“We zien wereldwijd een iets mindere melk- productie dan verwacht. Zo’n één tot twee procent minder en meteen stijgt de melkprijs met 50 procent. Dus ja, is een iets mindere productie slecht voor het inkomen van de boer? Dat denk ik dus niet. Maar de individuele boer wil als de prijs goed is, juist wat meer produceren. Om wat meer over te houden. Ook dat is een logische gedachtengang. Ik zie de toekomst dus niet zo somber in. Zeker niet als ik naar de zelfkazers kijk. Maar er liggen wel uitdagingen. Je zal zien dat er steeds meer naar korte kringlopen gekeken wordt. Naar huisverkoop, naar verkoop in winkels in de regio. Je ziet ook supermarkten die met een melktap gaan werken, waarbij de veehouder zelf de melktap bijhoudt en een kleine vergoeding voor de winkelruimte betaalt. Dat kunnen zelfkazers ook doen: meer doen dan alleen kaasmaken en het aan de groothandel meegeven. Dan zet je een stapje extra in het proces.”
Kleine omzetten
Ard van Wees, voor Boer en Zuivel bij het gesprek aanwezig, vindt het voorbeeld van de melktap een aardig idee. “Maar het zijn wel kleine omzetten, waar veel werk tegenover staat. Als binnen het gezin iedereen iets doet, kan het wel een keer. Maar je kan er geen vreemde arbeid voor inhuren.”
Heeft de ING afgelopen jaren veranderingen bij veehouders en zelfzuivelaars gezien?
“We zien dat ondernemers steeds meer kijken hoe ze een bestendig inkomen uit de bedrijfsvoering kunnen halen, zonder te groeien in aantal stuks vee. Zelf kaas maken is dan één mogelijkheid. Naast een boerderijwinkel of een camping. Ondernemers kiezen daar steeds vaker voor. Ook wel gedwongen door wetgeving en fosfaatrecht én omdat je niet meer zo makkelijk een vergunning krijgt om uit te breiden. Maar als je niets doet, dan holt de inflatie je inkomen uit. Iedere ondernemer die stil zit, kan zich dat misschien een paar jaar veroorloven, maar daarna moet hij écht in actie komen. Maar niet iedereen kan kaas gaan maken of een camping erbij doen. Of een zorgtak opzetten. Daar wordt door iedereen te makkelijk over gedacht. Want het moet wel bij je passen. Je moet er honderd procent van overtuigd zijn en er energie van krijgen als je het doet. Je doet het niet voor die ene euro extra in je portemonnee. Als dàt de basis is, dan is de neventak gedoemd te mislukken. Dat hou ik elke ondernemer voor.”
Speelt de mate van duurzaamheid van een bedrijf mee bij de beoordeling van de financierbaarheid ervan?
“Zeker. En ik kan ook uitleggen waarom. We zijn op weg naar een duurzame samenleving. Op alle fronten. Wij willen bedrijven financieren die over tien jaar ook nog bestaan en waar de ondernemer dan nog steeds een inkomen uit haalt. Om die kant op te kunnen bewegen is bewustzijn over duurzaamheid een noodzaak. We proberen tien jaar vooruit te kijken. Dat kan nooit voor de volle honderd procent. Maar we hebben wel een beeld van waar de toekomst zich naartoe beweegt.”
Is een beloning in de vorm van een rentekorting voor duurzame veehouders een optie?
“Daar hebben we geen specifieke regeling voor. We hebben wel een groenlening. Maar daar heb je een groenverklaring voor nodig. Hopelijk wordt die lijst uitgebreid. De Nederlandse Vereniging van Banken is daarover in overleg met LNV. Om te kijken of het groenlabel vaker ergens opgeplakt kan worden. Bijvoorbeeld op gronden die onder agrarisch natuurbeheer vallen, duurzame stallen, technologische innovaties, dat soort zaken.”
Hoe kijkt u naar de huidige ontwikkeling van de ‘noteringen, kaas gemaakt op de boerderij’ ten opzichte van de melkprijsontwikkeling van de Nederlandse melkfabrieken?
“Deze noteringen blijven wat achter. Ook als je deze vergelijkt met de foliekaasnotering. Boerenkaas kent een hele stabiele prijs en staat niet bloot aan de wereldmarkt. Die conclusie zou je kunnen trekken. Uiteindelijk zou je daar als ondernemer met je afnemer het gesprek over moeten aangaan. Wil je een langjarige, bestendige relatie hebben, dan moet het kaasmaken, en ook het risico als het een keer fout gaat, wél betaald worden. En anders lever je behalve bijvoorbeeld de zondagmelk, ook de maandag- en dinsdagmelk aan de fabriek. Ik denk dat je dat gesprek kan voeren. Maar het blijft een lastige discussie.”
De vijf euro is nodig
“De vraag is ook of je als ondernemer in een volatile wereldmarkt wilt opereren. Met alle plussen en minnen. Twee jaar geleden rond deze tijd, noteerde foliekaas tegen de € 2,90 en boerenkaas € 4,50. Nu noteert foliekaas € 5,- en boerenkaas € 5,90. De foliekaas is bijna in prijs verdubbeld, terwijl boerenkaas maar dertig procent duurder is. Je hebt het dan over ongeveer een euro verschil. Maar heb je die euro nu te weinig of had je die twee jaar geleden te veel ten opzichte van de melkprijs? Overigens, ik vind niet dat het te veel is. Als kaasmaker kan je het voor vierenhalve euro niet doen. In normale tijden heb je die vijf euro nodig. Maar goed, je leeft wel in een concurrente wereld. Ik kan alleen maar de tip geven dat als je meer voor je melk kan ontvangen, en je hébt nog een afzetkanaal, maak daar dan gebruik van. Want dat vermindert de totale hoeveelheid boerenkaas, wat een prijsverhogend effect oplevert.”
Is een noteringscommissie nog wel van deze tijd?
“Leuke vraag. Ik weet niet exact hoe die noteringscommissie werkt, maar ze proberen natuurlijk een marktprijs te bepalen, die recht doet aan iedereen. En rekening houdt met vraag en aanbod. Maar ik zou het anders willen stellen. Wat gebeurt er als er geen noteringscommissie is en de groothandel komt het boerenerf op en zegt: ‘vandaag geef ik je vier euro’. Wat doe je dan als de kazen er al liggen? Als ik zie wat de prijzen nu doen, is er € 1,40 bijgekomen. Dat is een prijsverhoging van 15 à 16 cent per liter melk. Je pakt niet de extra winst van de wereldhandel. Maar de stijging van de kosten wordt wel redelijk goedgemaakt. Zit de noteringscommissie er dan helemaal naast?”
Boven op de notering
“Ze geven een richting aan én een bodem”, zegt Ard. Dat proberen we duidelijk te maken. Vooral die bodem is belangrijk om je bedrijf te kunnen voortzetten. Als ondernemer probeer je iets boven op de notering te krijgen. Dat valt niet altijd mee. Maar als je hele specifieke producten maakt, dan lukt dat wel.”
Hoe helpt ING de ondernemer? Waar kan hij bijvoorbeeld op sturen om het bedrijf gezond te houden?
“Ik denk dat we met de meeste ondernemers het gesprek voeren, zoals we dat nu ook hier doen. Hoe onderhandel je over de prijs en hoe vast is die? Wat is jouw positie in die keten en ten opzichte van je afnemer. Daar kijken we als bank met een commerciële bril naar. Terwijl ondernemers nog wel eens denken van ‘ach, dat komt wel goed, die afspraken hebben we nu eenmaal’. We zien dat afspraken in de agrarische sector nagekomen worden zolang het goed gaat. Maar als het minder of slecht gaat, dan is dat soms niet meer het geval. Daar waarschuwen we ondernemers voor. Ook als het gaat over de afzet van kaas. Hoe heb je dat geregeld en heb je daar een contract onder liggen? En hoe lang loopt dat contract? Weet je zeker dat het nagekomen wordt? We proberen in het gesprek de ondernemer een spiegel voor te houden. Of zijn keuzes goed overwogen zijn.”
Laatste vraag: waarom zou een agrarisch bedrijf kiezen voor ING als huisbankier?
“Omdat wij een no-nonsense bank zijn, die ondernemers vooruit willen helpen. Dat doen we met korte lijntjes, duidelijke taal en relatief snelle beslissingen. Onze klanten krijgen het 06-nummer van de adviseur en kunnen bellen als er vragen zijn.”